Auteur: René Benneker, voorzitter van de Federatie Leefstijl, Integrale en Complementaire zorg (FLICZ)
‘’Ik ontmoette ooit een dramatherapeut uit het buitenland. Dramatherapie was daar op geen enkele wijze vergoedbaar. Iedere cliënt moest zelf het volle pond betalen voor de behandeling. Ik vroeg of dat niet ingewikkeld was, helemaal vanuit mijn Nederlandse denkraam. Vast moeilijk om aan cliënten te komen, vast altijd discussies over de betaling?
Ik kon er niet verder naast zitten. Hij had een bloeiende praktijk en hij was blij dat hij niet onder de verzekerde zorg viel, dat spaarde een boel werk uit dat volgens hem geen enkele meerwaarde bood aan de kwaliteit van de behandelingen. Daar stond wel iets tegenover: hij had een heel goede website, was erg actief met het verspreiden van mooi vormgegeven nieuwbrieven, bood allerlei trainings- en nascholingsactiviteiten. Hij investeerde in een dure opleiding om zich te specialiseren in een bepaalde cliëntengroep.
Wat kan dit verhaal betekenen voor zorgverleners in het complementaire veld? Vele jaren al wordt door alle beroepsgroepen in dit veld geprobeerd om zich extern zo te profileren dat ze erkend worden. Erkend door wie? Dat is vooral gefocust op de zorgverzekeraars en dan op de aanvullende pakket-managers. Die kijken vanuit hun perspectief naar het verdeelde veld met al die verschillende koepels en beroepsgroepen en vragen aan dit veld om met gezamenlijke en door het hele veld gedragen kwaliteitscriteria te komen.
In het complementaire veld probeert al jaren iedereen op een eigen manier door het hoepeltje te springen: allemaal een eigen kwaliteitsregister, allemaal een eigen opvatting over waar een opleiding aan moet voldoen. Als je dieper kijkt zie je dat iedereen eigenlijk precies hetzelfde probeert te doen: voldoen aan de criteria van de zorgverzekeraars om in het aanvullend pakket te komen. Het verschil zit vooral in de historisch ontstane scheidslijnen tussen beroepen, beroepsorganisaties, koepels en de mensen die daar al jaren een leidende rol in spelen.
Het blijkt onmogelijk te zijn deze te overstijgen. Dat komt volgens mij omdat dit hele proces niet wordt geleid door een intrinsieke wens en nieuwsgierigheid naar wat goede kwalitatieve zorg moet zijn. Het wordt geleid door een wens om een goed inkomen te verdienen met de zorg die je levert.
Met dat laatste is wat mij betreft niets mis. Ik gun iedereen een goed inkomen voor het werk dat hij of zij doet. Het gaat er wat mij betreft vooral om dat in dat streven de intrinsieke wens naar kwaliteit niet tot bloei komt. Boze tongen beweren zelfs dat complementaire zorgverleners kwakzalvers zijn die willens en wetens hun kwetsbare cliënten knollen voor citroenen verkopen. Kwakzalvers hebben geen belang bij kwaliteit en transparantie: die hebben belang bij mystificatie.
Zilveren Kruis heeft haar inkoopbeleid voor alternatieve geneeswijzen 2022 gepubliceerd. Daar proberen ze grip te krijgen op de kwaliteit door eisen te stellen aan beroepsbeoefenaren die heel erg lijken op de eisen die ook aan vergelijkbare beroepsbeoefenaren in de reguliere zorg worden gesteld: een afgeronde erkende HBO-opleiding van 240 ECT, een kwaliteitsregister (niet nader omschreven), effectmeting van de behandeling (bij gebrek aan wetenschappelijk bewijs). Ik zal het allemaal niet herhalen: u treft hier de volledige publicatie.
Maar wat willen we nou eigenlijk binnen de complementaire zorg? De meeste zorgverleners die ik ontmoet willen vooral graag mensen van hun klachten afhelpen en doen dat vanuit een grote -vaak persoonlijke- betrokkenheid. Ze hebben de uitdaging om daar hun brood mee te verdienen. Dat denken ze op te lossen door vanuit het aanvullend pakket van de zorgverzekeraars vergoed te worden.
Maar laten we eens een paar cijfers bekijken:
Waarom zit de complementaire sector dan al die jaren op dit spoor en lijkt het onmogelijk om de wereld anders te zien en misschien andere oplossingen te verzinnen? Ik denk dat er ook een diepliggende wens onder schuilt om binnen de zorg zelf erkend te worden als relevante beroepsgroepen. Het doet misschien pijn om buiten de deur gezet te zijn. Het is een verslaving waar je misschien mee moet stoppen.
Mijn punt is drieledig:
Uiteraard staat het iedereen vrij om dit pad te vervolgen. Maar zou het niet een grote opluchting zijn om dit juk af te schudden en eens opnieuw te kijken naar waar het eigenlijk om gaat:
Als je deze markt beschouwt, hoe kan deze beter functioneren? Daarbij speelt informatie een heel belangrijke rol: Wie kan mij helpen bij mijn klachten? Waar kan ik dat vinden? Waar baseren ze zich op? Kan ik die informatie vertrouwen? Wat zijn de ervaringen van andere mensen?
Ik denk dat we terug moeten naar het helpen vinden van antwoorden op deze gerechtvaardigde vragen. Ik denk dat dat ook alleen gaat lukken als complementaire hulpverleners oprecht nieuwsgierig zijn naar het antwoord op die vragen, en bereid zijn om ervaringen te delen.
Daarom: deel je kwaliteiten op een oprechte en open manier, zodat mensen die hulp nodig hebben je kunnen vinden als je hen kunt helpen.’’
Wil je weten wat de visie van Sonnevelt is op dit onderwerp en hoe wij onze kwaliteit borgen? Bekijk dan de video van onze opleidingsmanager Judith Droste of lees er hier meer over.