Sinds jaar en dag zijn er twee wegen die je als zieke kunt gaan. Om te beginnen de reguliere weg met de huisarts als wegwijzer naar een keur van specialisten die zich veelal in ziekenhuizen ophouden. Waarom de weg regulier heet is mij niet geheel duidelijk, maar het slaat waarschijnlijk op de berg aan regels die de overheid heeft opgeworpen om te voorkomen dat je als patient in de macht van kwakzalvers terecht kunt komen. Een weg die zich er op voorstaat therapiën en medicijnen voor te schrijven die hun werking wetenschappelijk hebben bewezen.
Maar voor wie in het reguliere niet aan zijn trekken komt er is ook een alternatief. Een circuit dat minstens zo groot is met wederom een keur aan genezers en behandelaren, van acupuncturisten tot homeopaten en van iriscopisten tot kruidendokters. Omdat deze groep wettelijk gesproken niet onder het reguliere circuit valt, wordt enigszins de indruk gewekt dat de hier gebruikte therapieën hun werking niet hebben bewezen, in ieder niet wetenschappelijk.
Nu kun je redeneringen niet zomaar omdraaien. Alle spreeuwen zijn vogels, maar niet alle vogels zijn spreeuwen. En het zelfde geldt ook voor de alternatieve weg. Omdat iets alternatief is wil dat nog niet zeggen dat het niet werkt. Vele therapieën hebben hun werking in de praktijk wel degelijk bewezen, maar de therapeuten die ze voorschrijven hebben de weg naar erkenning door de overheid blijkbaar nog niet gevonden. Zo was er ook een tijd dat psychologen en fysiotherapeuten tot de alternatieven gerekend werden. En dat is nog niet eens zo lang geleden. De psychologie bestaat wetenschappelijk gesproken niet langer dan 100 jaar en de fysiotherapie nog veel korter.
Blijkbaar is de afbakening tussen regulier en alternatief niet zo strikt als weleens wordt aangenomen. Voortdurend onstaan er nieuwe behandelwijzen en worden er nieuwe medicijnen uitgevonden. Wetenschappelijk onderbouwing is vaak pas in tweede instantie een criterium. Er wordt altijd eerst gekeken of iets werkt. De formaliteiten worden daarna pas afgehandeld. De werking van medicijnen wordt vaak eerst op dieren getest. Maar de werking van allerlei therapieën komt veelal uit de bestaande praktijk. EMDR, eén van de tegenwoordige meest gebruikte therapieën bij Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS) heeft bijvoorbeeld zo zijn weg gevonden naar de behandelkamer van de psycholoog.
Een derde weg die tegenwoordig makkelijk deuren opent is die van de verzekerings-maatschapijen. Door de enorme groei van pluspakketten, met hun vergoedingen voor het alternatieve leveren zij het indirecte bewijs van de baat die de mensheid blijkbaar ondervindt van behandelwijzen die door het leger van BIG-geregistreerden nog steeds met argusogen worden bekeken. Soms bekruipt mij weleens het gevoel dat wetenschappelijke onderbouwing en werking niet de enige criteria zijn, maar dat concurentie en winstmotieven een even zo belangrijke rol spelen. Je kunt je afvragen waar je als patient nu het meest bij gebaat bent.
Recente psychologische onderzoeken wijzen uit dat zieke mensen sneller beter worden als zij de regie kunnen houden over hun eigen genezingsproces. Dit heeft er onder andere toe geleid dat patienten in ziekenhuizen tegenwoordig nog dezelfde dag van hun operatie naar huis mogen, waar vroeger opnametijden van weken en soms maanden heel normaal waren. Regie over het soort behandelswijze is echter nog steeds voorbehouden aan huisartsen en speicalisten, die op grond van hun kennis bepalen wat goed voor ons is. Maar zo'n strikte indeling in regulier en alternatief hoort in deze tijd eigenlijk niet meer thuis. De moderne patient is een mondig mens die langs allerlei wegen aan kennis komt over zijn eigen ziekte- en genezingsproces en eerder een coach dan een regisseur nodig heeft om zelfstandig een keuze te kunnen maken uit het aanbod van geneeswijzen en middelen die verspreidt zijn over het reguliere en alternatieve circuit.