Levenskracht: een kracht die je leven geeft. Het klinkt al gauw heel zweverig en wordt door veel mensen dan ook direct in verband gebracht met Oosterse geneeswijzen. Dat is ook terecht, in die cultuur speelt de levenskracht inderdaad een belangrijke rol. In het Boeddhisme staat levenskracht zeer centraal. Maar ook in het Westen werd tot in de twintigste eeuw door filosofen het belang van levenskracht benadrukt. Maar wat levenskracht dan precies is, daar verschillen de meningen tussen deze groepen wel over.
De oorsprong van het concept levenskracht ligt volgens de Chinese Mythologie bij de Gele Keizer, die zo’n 3000 jaar voor Christus in China zou leven en een belangrijke grondlegger is geweest van de Chinese filosofie. De manier waarop levenskracht wordt gezien verschilt echter nogal, ook onder verschillende Oosterse stromingen. Volgens Boeddhisten is levenskracht – ook wel Qi of Chi (spreek uit: tsji) een kracht die onafhankelijk is van materie. Gautama Boeddha bereikte zijn verlichting door het inzicht dat er geen ‘ik’ is, geen eigen identiteit, maar alleen prana ofwel gebonden energie. Hij zag mensen als het resultaat van gebonden energie. Die is tegengesteld aan de vrije energie, de levenskracht, die zich in de lucht en de ether bevindt. Een mens kan pas verlicht worden als hij accepteert dat zijn identiteit niet echt bestaat, als hij zijn ‘ik’ los durft te laten. Dan komt de levenskracht weer vrij.
Een andere stroming van de Oosterse filosofie, de neo-confucianisten, zien levenskracht niet als iets dat onafhankelijk is van materie. Zij denken juist dat levenskracht voortkomt uit materie. Hun filosofie is te vergelijken met de huidige natuurkundige opvattingen van de eigenschappen van het universum. In China is kennis van deze levenskracht zo belangrijk dat het een vereiste werd voor Chinese dynastieën om de levenskrachttheorieën goed te kennen voordat ze toegelaten werden in overheidsfuncties.
Dat levenskracht heel belangrijk is in het gedachtengoed van Oosterse volken, blijkt ook bij het bestuderen van Oosterse geneeskunde en Oosterse vechtsporten. Ook daarin komt de levenskracht Qi naar voren. Die levenskracht zit immers in ieder mens en is volgens de Oosterse geneeskundigen essentieel voor het ervaren van gezondheid. Die levenskracht stroomt volgens hen in banen, de zogenaamde meridianen, door het lichaam. Blokkades van die meridianen kunnen zorgen voor allerlei klachten. De oplossing ligt dan ook niet in het behandelen van dat orgaan waar de symptomen optreden, maar in het behandelen van het gehele lichaam, zodat de blokkades van die meridianen opgeheven kunnen worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld door acupunctuur. Ook in vechtsporten speelt de levenskracht die door die meridianen stroomt een belangrijke rol. Oosterse vechtsporten hebben tot doel die levenskracht te ‘cultiveren’ en in goede banen te leiden tijdens een gevecht.
In de Westerse filosofie heeft levenskracht ook een rol gespeeld. Daar werd levenskracht humeuren of humores genoemd. Er waren vier humoren ofwel levenssappen, namelijk bloed, gele gal, zwarte gal en slijm. Volgens de oude Grieken was een evenwicht tussen deze vier humoren belangrijk voor de gemoedstoestand. Een disbalans daarin kon zorgen voor allerlei aandoeningen. De balans tussen die sappen werd ook wel gebruikt om mensen in te delen in temperament, waarvan de bekendste ‘zwartgallig’ is.
In het Westen verdween deze theorie vooral door de ontdekking van de microscoop en daarmee samenhangend de micro-organismen die verantwoordelijk bleken te zijn voor het ontstaan van ziekten. Langzamerhand verdween vanaf de zestiende eeuw het gedachtengoed van de levenskracht als oorzaak van ziekten dan ook in het Westen. Toch kwam er in de 20e eeuw weer een opleving van die gedachte in de filosofische stroming die ‘Vitalisme’ wordt genoemd. Een van de redenen voor de opleving was dat het nog steeds moeilijk bleek om alle lichaamsprocessen echt te begrijpen. Een bekend filosoof uit het Vitalisme is Henri Bergson (1859 – 1941). Hij vergeleek levenskracht met de ziel en noemde het ‘de drijfkracht van evolutie’.
Een mens is meer dan alleen zijn fysieke lichaam. Veel mensen delen deze overtuiging en weten dat er ‘meer’ is. Dit komt ook terug in religieuze en spirituele stromingen die het hebben over een leven na de dood er vanuit gaand dat het lichaam bezield is en in verbinding staan met een hogere bron. Dit is ook het uitgangspunt van de opleiding Energetisch Coach. Iedereen heeft een aura, een fijnstoffelijk energieveld dat de mens omringt en doordringt. De aura staat weer in verbinding met het universele energieveld. Alles wat leeft heeft een aura, dus ook planten en dieren. Aura’s zijn voor de meeste mensen niet te zien, maar ze zijn wel voelbaar als een specifieke uitstraling.
Een aura is geen eenvormig energieveld, maar heeft een bepaalde structuur: het bestaat uit een aantal auralagen of lichamen die met elkaar samenhangen. Een auralichaam heeft een aantal fijnstoffelijke energiecentra genaamd chakra’s. Elk chakra staat in verbinding met alle lagen van de aura en voorziet deze van levensenergie. Ook het fysieke lichaam krijgt zo levenskracht.
Vitale mensen durven te vertrouwen op hun gevoel. In de opleiding Energetisch Coach leer je hoe je kunt vertrouwen op je intuïtie op grond van het menselijke energieveld. Door je intuïtieve vaardigheden te ontwikkelen neemt je sensitiviteit toe en krijg je diepgaand inzicht in jezelf en in anderen. Je leert opnieuw open te staan voor innerlijke signalen en de stroom van het leven te vertrouwen. Als de levensenergie stagneert, nemen vitaliteit en levensvreugde af en kunnen disbalans en ziektesymptomen het gevolg zijn. De innerlijke wijsheid die je verkrijgt kun je toepassen op verschillende levensgebieden, zoals relaties, werk en gezondheid.