Mindfulness is in Nederland samen met concentratietherapie de belangrijkste meditatietherapie geworden. Mindfulness – aandachtstraining – wordt steeds vaker ingezet als therapie tegen stress, depressie en chronische pijn. Er zijn vele onderzoeken bekend die de effectiviteit van mindfulness bewijzen. De resultaten lijken op het eerste gezicht veelbelovend. Maar hoe goed werkt mindfulness nu echt?
Mindfulness komt oorspronkelijk voort uit het boeddhisme. Het is een onderdeel van het achtvoudig pad, de weg naar de verlichting. Daarbij hoort een juiste inspanning – het vermijden van slechte gedachten en het stimuleren van heilzame gedachten - en juiste indachtigheid – het bewustzijn van lichaam, gevoelens, geest en mentale objecten. Mindfulness is echter een eigen leven gaan leiden en los van de boeddhistische achtergronden een aparte stroming geworden, een therapie, een manier om jezelf beter te voelen. In feite is het zelfs een nieuwe leefstijl geworden.
Mindfulness is erop gericht om aandacht te hebben voor het nu, om jezelf bewust te zijn van het moment. Veel mindfulnesstrainingen beginnen dan ook met het eten van een druif of rozijn en alle smaak-, gevoels- en geluidervaringen tijdens het eten daarvan met elkaar te delen. Dit doe je om je bewust te worden van wat je nu eigenlijk eet en ervaart.
Natuurlijk gaat mindfulness niet alleen over het ervaren van eten. Het gaat erom dat je de situatie accepteert zoals die is en dat je niet gaat piekeren over hoe het zou moeten of over wat er gaat komen, maar dat je het nú accepteert zoals het is.
In de gezondheidszorg wordt mindfulness toegepast als therapie tegen depressie, stress en chronische pijnklachten. De resultaten daarbij lijken op het eerste gezicht geweldig: mensen voelen zich beter, de pijn verdwijnt en de depressieve gevoelens verminderen. Dit alles is dan ook aanleiding geweest tot grondige wetenschappelijke onderzoeken naar de werking van mindfulness.
Patiënten die een mindfulnesstraining volgen blijken zich inderdaad beter gaan voelen. Ze leren hun ziekte te accepteren, ze leren te genieten van het nu en ervaren minder stress en onzekerheid.
Er zijn ook onderzoeken gedaan naar het effect van mindfulness op de hersenen. Bij het maken van een elektro-encefalogram (EEG) blijkt dat de hersenactiviteit van patiënten gedurende en kort na een mindfulnesssessie is veranderd. Wat precies voor die verandering zorgt is met een EEG moeilijk te verklaren.
Met andere imagingtechnieken zijn echter begin 2012 een interessante onderzoeksresultaten gepubliceerd. 16 Patiënten werden gedurende een mindfulnessprogramma van acht weken gevolgd. Zij moesten bijhouden hoeveel tijd zij per dag bewust met mindfulness bezig waren (27 minuten gemiddeld). Bij hen werden regelmatig scans van de hersenen gemaakt. Die beelden werden vergeleken met die van een controlegroep, die geen mindfulnessprogramma volgde. Dit onderzoek liet zien dat mindfulness zorgt voor ingrijpende veranderingen in de hersenen: in de gebieden waar het geheugen zit, het zelfbewustzijn en gevoel van eigenwaarde, bleek de grijze massa toe te nemen. Dat wijst erop dat die gebieden actiever werden. In de amygdala, het gebied waar onze angst en stress vooral worden gereguleerd, nam de grijze stof juist af. Hoe deze veranderingen ontstaan is nog niet bekend. Feit is wel dat deze veranderingen bij de controlegroep niet te zien waren.
Andere onderzoeken wezen uit dat mindfulness ook zorgt voor een verlaging van de hartslag, bloeddruk en spierspanning; dat zijn de signalen die aangeven dat het lichaam zich ontspant.
Hoewel er dus wetenschappelijke bewijzen zijn voor de werking van mindfulness, zijn er nog immer critici die vraagtekens zetten bij deze onderzoeken. Zij stellen dat de positieve resultaten van mindfulness niet altijd iets zeggen over de therapie zelf. Alleen al het feit dat deze cliënten hulp en aandacht krijgen, kan er voor zorgen dat hun klachten verminderen. De groepen waarmee ze worden vergeleken zijn vaak patiënten die nog op een wachtlijst staan en dus geen hulp krijgen. Dit zegt dan dus niets over het effect van mindfulness zelf, maar meer over het effect van hulp bij psychische problemen in het algemeen.
Bovendien bleek uit een onderzoek dat tussen 1995 en 2005 werd uitgevoerd, dat de meeste onderzoeken naar mindfulness slecht van kwaliteit waren; de onderzoeksopzet deugde vaak niet of de interpretatie van de resultaten was niet volgens de regels. Bovendien waren de onderzochte groepen vaak erg klein, waardoor de onderzoeksresultaten niet erg representatief waren..
Toch is er geen reden om de werking van mindfulness in twijfel te trekken. Veel onderzoeken geven een veelbelovend beeld. Een negatief effect van mindfulness is nooit gevonden. Bovendien zijn de meeste patiënten erg positief over hun ervaringen met mindfulness. Zij geven aan dat het hen meer rust geeft in hun hoofd, hen beter leert omgaan met gevoelens en gedachten en hen leert om meer aandacht te hebben voor de positieve dingen in het leven. Kortom, mindfulness, hoewel misschien nog niet helemaal bewezen, lijkt effectief te kunnen zijn voor eenieder die zoekt naar rust en acceptatie van zichzelf, zijn situatie en omgeving.